Ola Pola. De magische woorden na het dichtklappen van dit boek. Ola Pola. In de zin van: “Pfieuw, wat was dit?!” En weet je wat, ik ben er eigenlijk nog niet helemaal uit. Want wat wás dit eigenlijk?! ‘Hallo Nu’ laat me wat verweesd achter, zo vol met vragen. Achteraf bekeken had ik dit boek eigenlijk willen lezen samen met een aantal gelijkgestemden (lees: met jou). En dan zouden we tijdens het lezen al enkele vragen op elkaar kunnen afvuren en misschien al wat onduidelijkheden van de baan vegen. En na het lezen zouden we in elkaars nabijheid helemaal losgehen. We zouden liters thee wegwerken, koekjes en andere gebakjes verorberen (er zouden er massa’s zijn), aan een knetterend haardvuurtje zitten en het zou kei-gezellig zijn. En dan… dan zouden we van wal steken met dé vraag die op ieders lippen brandt: “Seg, wat was dit allemaal?!“
Wanneer ik boeken lees om er nadien een recensie over te schrijven, dan neem ik foto’s van stukjes tekst die me aanstaan, van mooie zinnen, van binnenkomers, omdat ik ze niet mag vergeten. Bij dit boek nam ik voortdurend foto’s. Het stoorde me zelfs een beetje. Maar het kon niet anders. Er was zo veel dat mijn aandacht vroeg.
Maar laat me beginnen bij het begin… Jude (en durf The Beatles niet boven te halen, want dat is ze spuugzat!) verhuist voor de 13e keer in haar jonge leven. Haar mama verloor net haar job (en haar geliefde) en zoekt een betaalbaar appartementje. “Oké, eerstewereldproblemen, maar toch. Wel problemen.”
Dat vinden ze op 5 uur rijden van hun huidige woonplaats. Jude is dat verhuizen meer dan beu. Voor de zoveelste keer moet ze opnieuw beginnen. En in vrienden maken is ze niet bepaald een kei. Jude en haar mama gaan in een appartement wonen in een saai kustdorpje waar, euhm…, nog iemand woont die niet wenst te vertrekken: Henry Lake. Hij is een oude man die vergroeid is met het appartement. Door hem erbij te nemen in het huurcontract, kunnen ze het grote huis voor een prikje huren.
“De vreemdeling zat niet verstopt op zolder of ergens onder de vloerbalken. Hij was geen blinde aankoop. Hij heette Henry Lake, was bij de koop inbegrepen en weigerde te vertrekken. Een vaste huurder, zei mam. Een vlieg in de soep van de huisbaas. Een spaak in het kapitalistische wiel.”
Het ziet er niet naar uit dat Jude daar de tijd van haar leven zal beleven. Maar dan is er plots Novo. De ongelooflijk knappe, aantrekkelijke, maar vooral… magische Novo. Jude ziet hem en is direct geïntrigeerd. Ze volgt hem stiekem tot aan het strand. Onderweg staren mensen Novo aan, hij draagt een gloed rond zich, hij is … anders. Hij is een tijdreiziger.
Jude en Novo vinden elkaar. Tot in het diepste van henzelf. Recht naar de kern, daar verstrengelen ze met elkaar. Jude en Novo verliezen houvast met de wereld en willen elk moment bij elkaar zijn. Ze springen samen van de rotsen, zwemmen in de zee, zitten op het dak van het appartement en praten oeverloos. Maar altijd, samen.
Wanneer Henry Lake en Novo elkaar ontmoeten, gebeurt er iets. Ze kijken elkaar lange tijd aan en het lijkt alsof ze iets in elkaar herkennen. Alsof ze gelijken zijn… Henry vertelt Jude in alle eerlijkheid over Novo. Novo is een tijdreiziger die de liefde heeft gevonden, maar… je kan niet zomaar kiezen voor een tijdreiziger. Dat brengt consequenties met zich mee. Die wetenschap stelt Jude voor een hartverscheurende, onmogelijke keuze: springen of blijven?!
“De breuklijn waarop hij leefde, een vloeibare, veranderlijke plek, zoals de scheidslijn tussen zee en land. Het kwam toen nooit bij me op dat ik die lijn op een dag misschien zelf zou moeten trekken.”
‘Hallo Nu’ zet ik in de boekenkast bij de F van Filosofische boeken. Ik kan er geen ander label op kleven (als dat al zou moeten). Het boek geeft je massa’s breinvoer, doet je terugbladeren om nog eens te herlezen, reikt je onverwachte inzichten aan, stelt je voor een spiegel en knalt prangende vragen op je af… Het is een YA-boek dat niet elke YA met plezier zal doorspitten (ik zou het nooit op een verplichte leeslijst zetten). Ik vermoed dat veel YA hier hun weg zullen in verliezen. Maar degenen die toch beslissen er hun tanden in te zetten, zullen er een vette kluif aan hebben waar ze misschien wel erg blij van zullen worden en nadien nog vaak zullen aan denken. Want er is veel om aan te denken én er is veel om blij van te worden.
De stilistische vaart in dit boek, om maar iets te zeggen. Wauw. Wat een zinnen. Niet van de hapklare soort, maar zinnen waarop je moet kauwen en herkauwen. En sommigen zullen lekker smaken, anderen laten een bitter smaakje na. Maar ze doen iets met je.
“Probeer niet om het te begrijpen. Het leven bestaat uit meer dan weten wat we weten.”
Of.
“Ik werd opgeslokt, stortte in elkaar, meer kan ik er niet over zeggen. Als je door een walvis wordt ingeslikt, kun je er pas over vertellen als hij je uitspuugt, je laat gaan, en jij je herinnert dat je naar boven moet zwemmen en moet proberen het licht te zoeken.“
Of.
“Vragen zijn beter dan antwoorden. Vragen zijn eindeloos. Zoals wij. Een open deur. Allemaal zeeën van mogelijkheden. Antwoorden zijn eindpunten, hé? Een stoplicht. Een afsluiting.”
Ik heb veel metaforen ontwaard in dit verhaal. Misschien ten onrechte, misschien niet. Misschien zocht ik het te ver of op een verkeerde plek, maar dat is dan maar mijn persoonlijke lezersbeleving geweest. Omdat Novo een tijdreiziger is, wordt er veel nadruk gelegd op het Nu, precies daar waar Jude en Novo elkaar kunnen vinden. Leven we te weinig in het Nu? Gebeuren de mooiste dingen in het Nu? Lopen we er te vaak aan voorbij omdat we met ons hoofd in Gisteren of Morgen zitten?
“Hij pakte mijn nu al vergeten en niet eens werkende telefoon uit mijn handen en zei dat in plaats van het te bewaren voor later, ik misschien eens moest proberen om erin te zijn. Hij zei dat elk Nu iets tijdloos had, als ik het maar wilde zien. ‘Je kijkt eroverheen, Jude. Je hebt het de hele tijd gemist.”
Dit is een liefdesverhaal dat plots komt aankloppen en er dan heel stevig met je vandoor gaat. Jude en Noah gaan ‘diep’. Ze pellen platvloerse liefde af en duiken recht naar de kern.
“Ik kan het niet sturen”, zei hij. “Maar we zijn verbonden. Je trekt me naar je toe.”
“Hoe dan?”
“Wil je een wetenschappelijk antwoord?”
“Misschien.”
“We resoneren. Onze cellen spreken dezelfde taal. Op dezelfde frequentie.”
“Ben je wel echt?”
“Je trekt me naar je toe, “zei hij weer. “Dat heet liefde, Jude. Ik zal je altijd vinden.”
OF deze.
“Wat ik voor Novo voel, zat zo in ieders bagageruimte, ieders stoelvak, ieders longen. Ik dacht: we zitten er nu allemaal in. Op een reis naar een leven met achthonderd kilometer per uur op tienduizend meter hoogte. Het is liefde, zei ik tegen mezelf. Godallemlachtig, het is liefde, en wie wil daar nou geen deel van uitmaken?”
Ik heb tijdens het lezen zo veel gedacht, dat het een wirwar van gedachten werd in mijn hoofd. Deze recensie schrijven heeft me geholpen om het boek een plaats te geven. Om wat verloren puzzelstukjes in elkaar te laten glijden.
Ooit ga ik dit boek herlezen. Sowieso. Ik zal lezen met een theetje bij de hand, een koekje en een gebakje, aan een knetterend haardvuurtje. Maar ik lees niet alleen. Jij bent er misschien ook bij. Dat zou leuk zijn. Ik kijk ernaar uit! En bereid je al maar voor op de allereerste vraag die ik sowieso op je afvuur: “Seg, wat was dit allemaal?!”
Comments