Beste Lize Spit
Het gebeurt niet zo vaak dat ik in een recensie rechtstreeks het woord richt tot de schrijver of schrijfster zèlf. Maar sta mij toe vandaag een uitzondering te maken. Wat zich in mij veroerd heeft bij het lezen van uw kakelverse boek, is me nog niet vaak te beurt gevallen…
Enkele dagen terug kroop ik vol verwachting uw nieuwste werk in. Niet in het minst had ik durven vermoeden dat u me zo zou wegslaan, onthutsen, betoveren met uw verhaal. Ik werd verzwolgen door een (literaire) wereld die ik nog niet kende, een wereld die onder m’n vel is gekropen om daar, meer dan waarschijnlijk, nog heel lang te zullen stationeren.
Tot in het diepste van mezelf heeft dit boek me getroffen. Hoe kan deze ragfijn geconstrueerde vertelling níet onder je kleren kruipen? Hoe kan dit verhaal je níet verscheuren tot je, net als Leo zelf, in piepkleine gruzelementen uiteenvalt? Hoe kunnen Simon en Leo je níet naar de strot grijpen door hun onweerlegbare, maar zo breekbare en gehavende band?
Beste Lize Spit, als dit verhaal zo geruisloos zijn weg naar binnen weet te vinden bij uw lezers, dan is daar maar 1 verklaring voor en die bent u zélf!
Het is meesterlijk hoe u die schrijverspen beheerst. U weet zó nauwgezet en zuiver op de graat datgene te verwoorden waar andere schrijvers massaal rond heen zouden schuifelen.
“Vertrouwen is als een pleister. Eenmaal losgetrokken blijft het nooit meer helemaal kleven.”
Het is virtuoos hoe u de verhaallijnen minutieus in elkaar hebt weten te weven en te puzzelen. Al van meet af aan grijpt u de lezer bij z’n nekvel om hem vervolgens onverbiddelijk in een ijl tempo doorheen de hele vertelling te sleuren. Je krijgt als lezer een verhaal geïnjecteerd dat je voortdurend slingert van hoog naar laag. Van hoop naar wanhoop. Van weerzin naar compassie. En op geen enkel moment, in tegenstelling tot wat sommige recensies ook mogen beweren, is het té veel. (Laat die scalpels en fileermessen ajb waar ze liggen. Dit verhaal heeft ze niet nodig.)
Het is weergaloos hoe u erin slaagt om beelden op te roepen bij de lezer die exact verwoorden wat je misschien al heel vaak hebt aangevoeld, maar waar je de precieze bewoordingen nog niet voor hebt weten te vinden.
“Geluk was net als de zon zo ontworpen dat je er nooit recht in kon kijken.”
En neen, mijn meesterlijke, virtuoze, weergaloze woordkeuze is op geen enkel moment overdreven. Ik onderstreep élk woord met stellige klem.
Dus laat me nu maar naarstig de dagen aftellen naar uw volgende meesterwerk. Ook al zou dat betekenen dat ik de komende 4 jaar dagelijks aan het afvinken moet slaan op mijn literaire aftelkalender. Het maakt me niks uit. Voor schoonheid heb ik engelengeduld.
Tot slot nog even dit… ‘Ik ben er niet.’ Daarmee pakt u na 4 jaar stilzwijgen rijkelijk uit. Wat mij betreft bent u er helemaal, Lize Spit. Meer dan ooit.
Lieve groetjes
Saartje
Lieve Leo (protagonist)
Torenhoog en dan nog net iets hoger. Zo ver reikt mijn bewondering voor jou. Laat mij ajb proberen om je uit te leggen waarom dat zo is…
In de filmschool viel je, jaren geleden, voor de creatieve Simon. Je vond in hem een beste vriend. Een zielsgenoot. Een partner in crime. Pure liefde… Jullie konden lachen om dezelfde dingen. Jullie noemden elkaar Pluis. De tederheid die deze troetelnaam in zich schuilhoudt, is hartverwarmend. Als 2 scheve pilaren die tegen elkaar aanleunen, hielden jullie elkaar recht. Simon en Leo. Leo en Simon. De toekomst lag open. Er werd al stiekem gedroomd over wat zou kunnen komen. Want dat het mooi zou worden, dat kon haast niet anders.
En dan komt Simon op een nacht thuis. Verward. Euforisch. Uitzinnig. Vol verhalen. Vol leven. Bruisend van de ideeën en de plannen. Klaar om met jou een nieuw leven aan te vatten. Hij vertelt je dat hij ontslag nam in het reclamebureau waar hij werkt, Thinking Out Loud. Hij staat te pronken met z’n splinternieuwe tatoeage achter z’n oor. Hij bedwelmt je met zijn nieuwe projecten. Alles zou veranderen. ‘Simon Sproud’ was geboren. Klaar om de wereld te veroveren. Ze zouden allemaal wel eens zien, die pestkoppen van weleer…
Jij ligt in bed, hebt de slaap nog maar net uit je ogen gewreven of je wordt bedolven onder een wervelende Simon-wind. Hij verwart je. Doet je weifelen. Met open mond staar je hem aan. Onbegrip vermengt zich met ongeloof. Je weet niet wat je hiermee moet. Maar toch… toch toon je mededogen.
Je beslist om het rustig aan te pakken. Om de kat uit de boom te kijken. Om stap voor stap te onderzoeken waar deze omwenteling plots vandaan komt. Simon verliest steeds meer grip op zijn leven. Hij glijdt weg in een wereld van zwart of wit. Van alles of niets. Van hoog of laag. Jij probeert zijn laatste strohalm te zijn. “Jij zou zonder nadenken je eigen huid uittrekken en die als een jasje om zijn schouder hangen, mocht hem dat een meer beschermd gevoel geven.” En nog steeds doe je dat met dat metershoge mededogen van je.
Wanneer Simon moeilijk nóg dieper kan wegzakken in het moeras van de bipolaire psyche, ben jij nog altijd de scheve steunpilaar die hem rechtop houdt. Zonder ook maar 1 keer zèlf door de knieën te gaan. Zonder datgene te vergeten wat je ooit zo hard naar hem heeft gedreven. Ook al heeft de mist elke herinnering uit het verleden bedekt en is het tasten in het duister naar wat ooit was…
Jij, lieve Leo, bent Simons zwakste plek. “Zijn zwakste punt is niet zijn mentale gesteldheid. Het is jullie liefde.” Simon, lieve Leo, is jouw teerste punt. Je achillespees. Je dode hoek. Als 1 van beide pilaren zich verwijdert, komt de andere keihard ten val. En dat laat je niet gebeuren. Zelfs niet wanneer de hele wereld het je zou vergeven mocht je dat wèl doen…
Er wordt wel eens gezegd dat geliefden elkaar tegenwoordig te snel loslaten. Dat ze te gauw beslissen om niet meer te vechten voor datgene waarvan ze ooit beweerden te zullen strijden tot de laatste snik. En neen, daarover vel ik geen enkel oordeel. Maar ik kan wél met stellige zekerheid poneren dat deze betuiging in geen geval naar jou verwijst. Jij zet onverbiddelijk door. In welke helft van de zandloper Simon zich ook bevindt. En dat bewonder ik zo. Je bent oeverloos geduldig, oneindig sterk. Je voelt het als je plicht om je steeds “als zijn tegenpool te gedragen, wit te zijn als hij zwart was, zwart als hij wit was, in de hoop hem te corrigeren, met het risico dat jullie nooit meer samen konden vallen, maar jullie je voortdurend tegenover elkaar moesten bevinden, zoals het zwarte en het witte potlood aan weerszijden in de kleurdoos.”
Ik durf alleen maar te vermoeden hoe het jullie beiden vergaan is na de ‘hereniging’. Ik mag hopen op een afloop met rust en aanvaarding aan beide zijden. Hoop is immers… “de lucht die je doorheen de feiten heen klopt om ze iets lichter en draaglijker te maken, zodat je kunt blijven ademen.”
Genegen groet
Saartje
Comments